Nieuwe businessmodellen: kansen en bedreigingen
Nieuwe businessmodellen: kansen en bedreigingen
Geen winstoogmerk, toch belastingplichtig
Samen met ‘vertakken’, ‘vervlechten’ en ‘verantwoorden’ maakt ‘verdienen’ deel uit van het zogenoemde 4V-model. De 4 V’s staan voor de maatschappelijke uitdagingen waarmee elke belangenorganisatie zich vandaag de dag in meer of mindere mate bezig zou moeten houden. Belangenorganisaties verdienen hun geld tegenwoordig ook met bijvoorbeeld vergoedingen voor individuele dienstverlening (advies en bijeenkomsten), voordeelregelingen voor leden, maar ook commerciële activiteiten als verkoop van aanverwante producten via webshop of fysieke winkel, partnerships met bedrijven en zelfs crowdfunding. Dat een vereniging die commerciële activiteiten ontwikkelt om haar inkomsten op peil te houden belastingplichtig kan zijn of worden voor de vennootschapsbelasting (vpb), blijft vaak onderbelicht. Maar al te vaak wordt gedacht ‘wij streven als not-for-profit- of zelfs ANBI-organisatie geen winst na en zijn dus niet vpb-plichtig’. Echter een vereniging is wel degelijk belastingplichtig indien en zover deze een onderneming drijft.
Wanneer wordt een vereniging gezien als een vpb-plichtige onderneming?
Als de vereniging in een georganiseerd verband van arbeid en kapitaal deelneemt aan het economische verkeer en daarbij winst maakt of nastreeft en / of in concurrentie treedt met andere ondernemingen is deze geheel of gedeeltelijk vpb-plichtig. Een vereniging die een product of dienst exclusief voor haar leden aanbiedt en waarvan je niet ‘gemakkelijk’ lid kan worden door één klik op de knop, neemt niet deel aan het economische verkeer. Het aanbieden van een product of dienst buiten de eigen community valt wel onder ondernemerschap. Andere voorbeelden van inkomsten uit ondernemersactiviteiten zijn onder meer provisie op verzekeringen met ledenvoordeel, een betaalde app met informatie voor leden, exploitatie van horeca in het verenigingsgebouw en een structureel verschijnend magazine met advertenties en voordeelacties.
Meerdere activiteiten, één belangenorganisatie
Vinden verschillende activiteiten plaats binnen een vereniging, dan zal per activiteit gekeken moeten worden of er sprake is van een onderneming voeren. Met andere woorden: per activiteit moet worden gekeken of de vereniging vpb-plichtig is. Dit vraagt om bewustwording van welke activiteiten plaatsvinden en of deze activiteiten met elkaar samenhangen en hoe ze zich tot elkaar verhouden. Zo kan één belangenorganisatie met het uitbrengen van een magazine, het voeren van een webshop en het exploiteren van diverse fysieke shops drie aparte ondernemingen hebben.
Per activiteit moet gekeken worden naar:
- de inkomsten die binnenkomen (in het geval van het magazine bijvoorbeeld contributie van de leden, vrije verkoop, advertentieverkoop)
- de directe kosten die worden gemaakt (redacteuren, vormgevers, fotografen, advertentieverkopers)
- het deel van de overhead dat aan deze activiteit moet worden toegerekend
Dit is een redelijk subjectief gebeuren en vraagt om afstemming met de Belastingdienst.
In dit specifieke voorbeeld gaat het om drie ondernemingen binnen een vereniging, maar dit aantal kan ook behoorlijk verder oplopen. Is er sprake van verlieslatende en van winstgevende activiteiten dan mogen deze niet met elkaar gesaldeerd worden als met de verlieslatende activiteiten niet door de ‘ondernemingspoort’ wordt gekomen. Het kan lonend zijn om verschillende winstgevende en verlieslatende activiteiten te bundelen en in een besloten vennootschap onder te brengen. Dan is het wel mogelijk om de inkomsten uit de verlieslatende activiteiten te salderen met de winstgevende activiteiten omdat de vennootschap als geheel (subject) belastingplichtig is.
Vpb-vrijstelling stichtingen en verenigingen
In de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 is een vrijstelling opgenomen voor stichtingen of verenigingen die een winst halen van maximaal € 15.000 per jaar of € 75.000 in dit jaar en de vier voorgaande jaren. Een jaar waarin verlies is geleden wordt meegeteld voor € 0. De vrijstelling is van rechtswege van toepassing als aan de hiervoor genoemde voorwaarden wordt voldaan. Vooral bij zeer schommelende resultaten kan de vrijstelling ongewenst zijn omdat verliezen dan ook niet verrekenbaar zijn. Dan zou ervoor kunnen worden geopteerd de vrijstelling achterwege te laten.
Eigen verantwoordelijkheid
In het huidige what’s-in-it-for-me tijdperk met steeds meer calculerende leden enerzijds en een afnemend vergrijzend ledenbestand anderzijds zijn belangenorganisaties naarstig op zoek naar andere businessmodellen. Daarbij komen de verenigingen al snel in commerciële activiteiten terecht. Wie zich onbewust met belaste activiteiten bezighoudt en daarover geen belasting afdraagt, kan bij ontdekking een forse boete van de Belastingdienst tegemoetzien. Bij verenigingen met een kwetsbare financiële positie kan dit in het ergste geval leiden tot faillissement. Belangenorganisaties zijn zelf verantwoordelijk voor het doen van hun aangifte bij de Belastingdienst.
Ons advies is: neem een adviseur in de arm om de eventuele belaste activiteiten in kaart te brengen en optimaal te structureren. Wat zijn de kansen en bedreigingen? Vraag uzelf af waar de winst vandaan komt als het eigen vermogen een structurele groei laat zien. Ga pro-actief in gesprek met de Belastingdienst. Laat eens in de drie tot vijf jaar een scan op fiscaal gebied uitvoeren en zorg dat u blijft voldoen aan de wet- en regelgeving op dit terrein. Leun niet achterover, maar kom in actie!