Voorjaarsnota 2024

22 april 2024 - Op 15 april 2024 heeft demissionair minister van Financiën van Weyenberg, op verzoek van de informateurs, eerder in het jaar dan gebruikelijk, de voorjaarsnota van 2024 gepresenteerd. Hiermee wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de begroting van de overheid. In de voorjaarsnota zijn, net als vorig jaar, enkele ‘opmerkelijke belastingconstructies’ opgenomen. De minister beschrijft in de voorjaarsnota de stand van zaken betreft de aanpak van deze constructies.

Rob Jetten, demissionair minister voor Klimaat en Energie, heeft de Tweede Kamer op dezelfde dag een Kamerbrief gestuurd met Klimaat- en energiemaatregelen. Wij lichten kort de belangrijkste voorstellen toe. De Eerste en Tweede Kamer moeten nog stemmen over een deel van de voorgestelde maatregelen, o.a. in het Belastingpakket 2025.

Milieu en klimaat

Verhoging tarieven aardgas energiebelasting

Voorgesteld wordt om de tarieven in de 3e, 4e en 5e schijf van de energiebelasting voor aardgas per 1 januari 2025 te verhogen met 22,4% In 2030 worden deze nogmaals met 2,7% verhoogd.

Verlaagd energiebelastingtarief waterstof

Waterstof wordt momenteel op dezelfde manier belast als aardgasverbruik. Om het gebruik van waterstof aan te moedigen stelt het kabinet voor om per 1 januari 2026 een apart (lager) tarief voor waterstof in de energiebelasting op te nemen.

Tariefkorting emissievrije personenauto’s motorrijtuigenbelasting

Momenteel betalen eigenaren van emissievrijvoertuigen geen motorrijtuigenbelasting (MRB). Vanaf 1 januari 2025 geldt een tariefkorting van 75% die per 1 januari 2026 vervalt. Zonder verdere maatregelen zou vanaf dat moment de MRB van een emissievrije personenauto hoger worden (als gevolg van het meergewicht door het accupakket) dan de MRB van een (vergelijkbare) benzineauto. Dit zou kunnen leiden tot een stagnatie van het aantal emissievrije auto’s. Om dit te voorkomen wordt een nieuwe tariefkorting voor emissievrije personenauto’s voorgesteld:

2026-202820292030
40%35%30%

Na 2030 vervalt de tariefkorting.

Aanpassing bpm voor plug-in hybride auto’s

Momenteel geldt in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) een aparte tarieftabel voor plug-in hybride aangedreven personenauto’s. Wegens verbeterde Europese testmethode vervalt de aparte tabel per 1 januari 2025 en worden plug-in hybride auto’s ondergebracht in de reguliere tabel.

CO2-heffing

In de Kamerbrief van Rob Jetten staat een voorstel voor een verhoging van de CO2-heffing voor de grootste uitstoters opgenomen. Om rekening te houden met het handelingsperspectief zal tot en met 2028 het huidige prijspad aangehouden worden. Vanaf dat jaar zal de heffing voor de eerste 50.000 ton het huidige prijspad blijven volgen. Voor de uitstoot daarboven zal de CO2-heffing oplopen tot  € 216 per ton in 2030.

Vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting

Verlaging mkb-winstvrijstelling

De mkb-winstvrijstelling, die voor 2024 al verlaagd is van 14% naar 13,31%, wordt verder verlaagd. Op basis van het Belastingplan 2024 zou deze per 1 januari 2025 verder verlaagd worden naar 12,7%. In de voorjaarsnota wordt voorgesteld deze verder te verlagen naar 12,03%.

Aanpassing in de kwijtscheldingswinstvrijstelling i.v.m. samenloop met verliesverrekeningsmaatregel

De samenloop van de kwijtscheldingswinstvrijstelling en de verliesverrekeningsmaatregel kan zorgen voor een (onbedoelde) fiscale belemmering bij sanering van verlieslijdende vennootschapsbelastingplichtige lichamen. Deze (onbedoelde) belemmering wordt weggenomen o.b.v. een aanpassing in de kwijtscheldingswinstvrijstelling. Hoe deze aanpassing ingevuld gaat worden is nog niet duidelijk.

Verlaging aangrijpingspunt toptarief inkomstenbelasting

De schrijfgrenzen in de inkomstenbelasting worden ieder jaar geïndexeerd. De grens van het toptarief (het aangrijpingspunt) wordt daarnaast op basis van het basispad ieder jaar (tot 2031) verhoogd met € 1.000 à € 1.100. Voor 2025 wordt voorgesteld om dit aangrijpingspunt met € 557 te verlagen ten opzichte van dit basispad. Hierdoor is inkomen uit box 1 sneller belast tegen het hoge tarief.

Omzet- en overdrachtsbelasting

Kortdurende verhuurconstructies in de btw

De verhuur van onroerende zaken is in principe vrijgesteld van de btw. Hierdoor is de btw op de gemaakte kosten door de verhuurder in principe niet aftrekbaar. De kortdurende verhuur van onroerende zaken (short-stay) is daarentegen onder omstandigheden wel belast met btw. De btw op de gemaakte kosten (bijvoorbeeld voor een verbouwing) kan dan wel in aftrek worden gebracht. Volgens het ministerie van Financiën leidt de huidige btw-wetgeving tot ‘opmerkelijke belastingconstructies’. Hiervan is bijvoorbeeld sprake wanneer een onroerende zaak voor een korte tijd wordt gebruikt voor short-stay verhuur, om toch een aftrekrecht te creëren (bijvoorbeeld na een dure verbouwing), waarna vervolgens wordt overgegaan op de btw-vrijgestelde activiteit.

Om dit te bestrijden is het ministerie van Financiën op 5 maart 2024 een internetconsultatie gestart waarin een aanpassing van de regelgeving wordt voorgesteld. De voorgestelde regelgeving is nu ook opgenomen in de voorjaarsnota. Er wordt een herzieningsregeling voorgesteld op diensten aan onroerende zaken, die ondernemers verplicht om eerder toegepaste btw-aftrek vijf jaar lang te vergelijken met het gebruik van de dienst voor btw-belaste of btw-vrijgestelde prestaties in dat jaar. Bij wijziging van het gebruik dient de initiële btw-aftrek te worden gecorrigeerd. In het consultatievoorstel is een drempel opgenomen van de herziening op de diensten waarvan de vergoeding ten minste € 30.000 bedraagt.

De beoogde ingangsdatum van deze maatregel is 1 januari 2026.

Splitsingsvrijstelling in de overdrachtsbelasting

De splitsingsvrijstelling is bedoeld om te zorgen dat de overdrachtsbelasting geen belemmering vormt bij het herstructureren van ondernemingen. Bepaald gebruik van deze vrijstelling is door het ministerie van Financiën aangemerkt als opmerkelijke constructie (zie inleiding). Om onbedoeld gebruik van deze vrijstelling te voorkomen, is het ministerie van Financiën een internetconsultatie gestart waarin een aanscherping van de voorwaarden van de splitsingsvrijstelling wordt voorgesteld. De koppeling met de toets voor de vennootschapsbelasting (inhoudende dat sprake moet zijn van zakelijke overwegingen) wordt dan losgelaten. De voorgestelde voorwaarden zijn als volgt:

  • Een eis ten aanzien van het soortgelijk belang;
  • Een aanhoudingseis van het soortgelijk belang van drie jaar;
  • Een ondernemingseis, inhoudende dat de verkrijger de gehele of een zelfstandig onderdeel van een onderneming dient te verkrijgen;
  • Een voortzettingseis van de onderneming van drie jaar.

De vrijstelling kan niet worden toegepast als een opeenvolging van vrijgestelde rechtshandelingen (overwegend) is gericht op het voorkomen van belastingheffing.

Bij een zogenoemde ruziesplitsing kan ook een beroep worden gedaan op de voorgestelde splitsingsvrijstelling als niet is voldaan aan de ondernemings- en voortzettingseis. Dit kan worden gezien als een verruiming van de vrijstelling.

De internetconsultatie van deze regeling is op 8 april 2024 gestart en sluit op 6 mei 2024. Een eventuele ingangsdatum van de aangepaste vrijstelling is nog niet bekend.

Want to know more?