De Hoge Raad werpt verder licht op de box 3 kwestie

20 mei 2022 - Vandaag, 20 mei 2022, heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan over de casus waarbij een spaarder bij de Belastingdienst om ambtshalve vermindering had verzocht met betrekking tot de box 3-heffing. Het Rijk, en zo ook alle andere stakeholders, keken reikhalzend naar deze uitspraak uit omdat het oordeel van de Hoge Raad bepalend lijkt te zijn voor de omvang van het rechtsherstel inzake de box 3-heffing.

Zie voor verdere context onze eerdere publicatie over het kerstarrest waarin, kortgezegd, is besloten dat de vermogensrendementsheffing van box 3 vanaf 1 januari 2017 in strijd is met het eigendomsrecht en het discriminatieverbod zoals vastgelegd in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Daarnaast verwijzen wij u graag naar onze eerdere publicatie over de reactie hierop van de staatssecretaris van Financiën.

Arrest van 20 mei 2022

De staatssecretaris van Financiën heeft eerder laten weten dit arrest van de Hoge Raad af te wachten om deze mee te nemen in de afweging of rechtsherstel voor te hoge box 3-heffing zal worden geboden aan hen die niet of niet tijdig bezwaar hebben aangetekend tegen hun aanslag(en) inkomstenbelasting (maar wel om ambtshalve vermindering hebben verzocht).

In deze zaak heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de Belastingdienst niet verplicht is om in te gaan op het verzoek om ambtshalve vermindering ten aanzien van die belastingplichtigen die niet of niet tijdig bezwaar hebben aangetekend tegen hun aanslag(en) inkomstenbelasting. In zoverre ligt het in de lijn der verwachting dat de staatssecretaris geen rechtsherstel zal aanbieden aan de mensen die tot deze groep behoren.

Rechtsherstel

Met betrekking tot de spaarders en beleggers die wel tijdig bezwaar hebben ingediend is het belangrijk om te weten hoe het rechtsherstel eruit zal komen te zien. De staatssecretaris van Financiën heeft daarbij gekozen voor de zogenoemde ‘spaarvariant’.

In het box 3-systeem werd uitgegaan van een fictieve verdeling van vermogen tussen spaar- en beleggingsvermogen, maal een fictief rendement op deze twee soorten vermogen, maal een toepasselijk belastingtarief van (sinds 2021) 31%. Met deze systematiek werd door de wetgever zelf ingeschat in hoeverre men aan het sparen en aan het beleggen was. In de spaarvariant wordt in feite alleen de fictieve verdeling van vermogen geëlimineerd. De fictieve rendementen en het toepasselijke belastingtarief van (sinds 2021) 31% blijven in stand.

Heeft een belastingplichtige ten aanzien van box 3 een lager rendement dan volgens het ‘reguliere’ box 3 stelsel, dan heeft deze belastingplichtige recht op rechtsherstel.

De toekomst van box 3

Over de toekomst van box 3 is thans niet veel met zekerheid bekend. Wij verwijzen naar ons eerdere bericht hierover.

Want to know more?