De CSRD effent de weg naar een verantwoordelijke en proactieve transitie voor iedereen
Als een belangrijk consoliderend element van de ambitieuze Europese wetgevende en regelgevende agenda stelt deze nieuwe richtlijn ten slotte het noodzakelijke kader vast voor de volledige integratie van de Milieutechnische, Sociale en Governance (ESG) dimensies in het totale resultaat van bedrijven op de lange termijn. Buiten de rapportage op zich, die een belangrijk maar onvoldoende communicatiemiddel is, helpt het vooral om de weg te effenen naar een verantwoordelijke en proactieve transitie van alle Europese economische spelers.
Van de NFRD naar de CSRD: meer dan een revolutie, het is een opbouwende evolutie
Terwijl de CSRD belangrijke veranderingen introduceert, bevestigt en consolideert het ook het bestaande fundament:
- door het principe van dubbele materialiteit [1] te bevestigen, dat centraal staat voor het duurzame ontwikkelingsbeleid van Europa;
- door het principe te handhaven dat niet-financiële informatie de behoeften van alle belanghebbenden moet dienen, met inbegrip van de investeerders – en niet minder belangrijk,
- door aan de ene kant de ESG aanpak te bevestigen en aan te vullen en aan de andere kant de dimensies die gedekt worden door verplichte informatie (met vooral de nadruk op de strategie en het bedrijfsmodel en governance dimensies).
Derhalve stimuleert het eerder evolutie dan revolutie. Maar een opbouwende evolutie die fundamentele wijzigingen introduceert, die noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat niet-financiële informatie niet alleen van dezelfde kwaliteit is als de zeer gestandaardiseerde financiële informatie, maar ook eenvoudig toegankelijk en bruikbaar.
Enkel van de belangrijke wijzigingen omvatten:
- Een veel bredere en meer inclusieve werkingssfeer: alle grote bedrijven in de zin van twee van de drie criteria: balanstotaal en / of omzet en / of een gemiddelde werknemersdrempel die verlaagd is van 500 naar 250, alsmede alle bedrijven die op een Europese markt staan genoteerd (met inbegrip van MKB’s, uitgezonderd micro-ondernemingen) zullen voortaan onderworpen zijn aan een verplichte duurzaamheidsrapportage, d.w.z. circa 49.000 bedrijven, vergeleken met slechts 12.000 op dit moment; niet-beursgenoteerde MKB’s wordt ook sterk aangeraden om duurzaamheidsrapportages op vrijwillige basis te publiceren, met toepassing van proportionele normen die speciaal voor MKB’s zijn vastgesteld (al dan niet beursgenoteerd);
- Verplichte toepassing van Europese rapportagenormen inzake duurzaamheid, die de generieke, sectorale en specifieke dimensies van ieder bedrijf dekken, vastgesteld op basis van een dubbele materialiteitsanalyse, vanaf 2024 voor de grootste bedrijven en vanaf 2027 voor de MKB’s, met inbegrip van beursgenoteerde bedrijven;
- Een digitaal format dat gemeenschappelijk aan iedereen wordt opgelegd en dat het delen en het gebruik van gepubliceerde informatie faciliteert en dat het toekomstige Europese centraal toegangspunt (ESAP) zal voeden, wat zowel financiële als duurzaamheidsinformatie van Europese bedrijven zal centraliseren;
- De verplichting om de duurzaamheidsrapportages in alle Europese landen te laten controleren door de wettelijke accountant of een onafhankelijke derde; met in eerste instantie beperkte assurance, voordat naar redelijke assurance wordt overgegaan – wat betreft financiële verslaglegging – op de middellange termijn.
Een speerpunt van het Europese wetgevende en regelgevende kader dat de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen van de Europese Unie ondersteunt
Door de grondslagen te leggen voor een gemeenschappelijke “duurzaamheids” taal, consolideert de CSRD het wetgevende en regelgevende arsenaal dat onlangs door Europa is gerealiseerd; met name de voorschriften op het gebied van Taxonomie en de informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiële sector. Deze is bedoeld om investeringen – en de transparantie daarvan – te bevorderen in activiteiten en projecten die aansluiten bij de ambities van de Europese Unie wat betreft duurzaamheidsontwikkeling. Deze ambitieuze teksten zijn de praktische uiting van de dubbele materialiteit: er kan geen duurzaam financieel resultaat zijn zonder milieutechnische en sociale resultaten en zonder tegenwoordig rekening te houden met de betrokken beperkingen. De woorden van de Europese Commissaris Mairead McGuinness tijdens de CSRD topconferentie op 6 mei vatte het groeiende belang van de niet-financiële dimensie en de verwevenheid ervan met de financiële dimensie samen:
“Duurzaamheid is niet langer een bijkomstigheid, het staat centraal: het vormt de kern van het beleid van de Europese Unie.”
Maar het succes van deze teksten en daarbuiten van dit ambitieuze Europese beleid rust desalniettemin op een fundamentele voorwaarde, waaraan tegenwoordig maar zelden wordt voldaan: om bruikbaar te zijn, met name door investeerders, moet de informatie die door de economische spelers over hun duurzame resultaat wordt verstrekt consistent, relevant, vergelijkbaar en betrouwbaar zijn, net zoals de financiële informatie en het resultaat. Het werd daarom hoog tijd om deze zwakte van de huidige NFRD te herstellen.
Door aan de informatie inzake de duurzaamheidsprestatie van bedrijven dezelfde kwaliteitseisen op te leggen als die gelden voor financiële informatie en door verplicht te stellen dat toekomstige Europese rapportagenormen inzake duurzaamheid rekening houden met de criteria en informatie die specifiek worden beschreven door de Taxonomie en de SFDR, zal de gemeenschappelijk taal die door de CSRD is gecreëerd de coherentie en aansluiting van het Europese systeem helpen versterken en zodoende ook de effectiviteit ervan! Hiermede wordt ook getracht om de taak van de opstellers te vereenvoudigen door hun verplichtingen duidelijk te maken en derhalve de legitieme en redelijke verwachtingen van de vele belanghebbenden wat betreft de informatie die verstrekt moet worden. Het is niet zozeer een kwestie van meer informatie geven, maar betere informatie.
Een positieve ontvangst, maar niet zonder voorbehoud
De tekst is zeer ambitieus, maar is het te ambitieus? Onder de voorbehouden die zijn geuit bevinden zich legitieme punten van zorg:
- Een te agressief implementatieschema? Indien iedereen het ermee eens is dat er een dringende behoefte is om de verwachtingen en spelregels te verduidelijken, dan lijkt de doelstelling van een eerste toepassing vanaf 2024, voor het boekjaar 2023, voor velen onrealistisch. De tekst moet nog worden goedgekeurd door de Europese Raad en het Europees Parlement en de eerste normen moeten in 2022 zijn vastgesteld. Dit zou in het gunstigste geval bedrijven slechts een jaar geven om aan deze regels te voldoen.
Ja, het klopt dat het schema zeer ambitieus is. Het blijft echter mogelijk, op voorwaarde dat Europa zichzelf de juiste middelen verschaft. Zoals een panellid bij de conferentie van 6 mei terecht opmerkte: “We kunnen de volgende generatie niet vertellen dat we geen actie hebben ondernomen omdat we het niet eens konden worden over een lijst met indicatoren”. Het risico is niet (te) snel actie ondernemen, maar helemaal geen actie ondernemen.
- Een disproportioneel kostenplaatje en last voor MKB’s? Ondanks de aankondiging van de vaststelling van rapportagenormen specifiek voor MKB’s en proportioneel voor hun situatie, alsmede een verlengde implementatieperiode van 3 jaar voor MKB’s, zijn de laatstgenoemde bedrijven bang dat de uitvoering ervan overweldigend zal blijken.
Ja, het klopt dat de inspanning voor vele MKB’s aanzienlijk zal zijn en het is op dit moment moeilijk om te bepalen wat de juiste balans is. Maar MKB’s zijn net zoals grote bedrijven aan de risico’s en kansen van de noodzakelijke transitie naar een eerlijkere en duurzamere economie blootgesteld en het is essentieel dat zij zo snel mogelijk met dit traject beginnen. Door verder dan louter de compliance-inspanning de aanpak te structureren en vast te houden aan de aspecten van weerbaarheid, effecten, risico’s, kansen en de integratie daarvan naar een transitionele strategie, geeft de CSRD bedrijven, met inbegrip van MKB’s, ook de middelen om zich bewust te worden van hun positie met betrekking tot een transitietraject en om proactief te handelen voor hun eigen duurzame ontwikkeling.
- Een puzzel voor internationale bedrijven? Hoewel het breed wordt toegejuicht blijft de Europese aanpak in bepaalde opzichten toch wat anders dan andere internationale benaderingen die van toepassing kunnen blijven op bedrijven die buiten de Europese grenzen werkzaam zijn. Dit kan organisaties bang maken voor de vermenigvuldiging van rapportageverplichtingen, die gecompliceerd zijn en kostbaar om te beheersen.
Inderdaad, Europese normen zullen verschillen van de meest gebruikelijke normen die tegenwoordig worden gebruikt (zoals bijvoorbeeld GRI, SASB of TCFD). Dat is echter tijdelijk: de CSRD vereist dat Europese normen zoveel mogelijk rekening houden met en voortbouwen op bestaande internationale normen, voor zover deze aansluiten bij Europese doelstellingen en criteria. Het uiteindelijke doel is derhalve convergentie. Bovendien zullen Europese normen geneigd zijn om veeleisender te zijn dan internationale normen (die slechts een van de twee dimensies van dubbele materialiteit integreren). Terwijl inspanningen ter verduidelijking en gelijkwaardigheid noodzakelijk zullen zijn is er nog steeds reden om aan te nemen dat de informatie die potentieel vereist is krachtens internationale normen reeds opgenomen zal zijn in Europese vereisten. Het is derhalve meer een kwestie van de nadruk leggen op specifieke informatie dan het toevoegen van informatie.
Gebieden van onzekerheid die economische spelers niet verhinderen om zich nu klaar te maken
Zodoende blijven er nog veel onderdelen over die voor de eerste implementatie van de CSRD, aan het begin van 2024, bevestigd moeten worden. Om te beginnen de gebruiksinstructies - de rapportagenormen zelf. Dit is echter niet de tijd om af te wachten en niet te handelen. De CSRD zelf geeft belangrijke aanwijzingen voor het gewenste doel: buiten de rapportage op zich moeten bedrijven hun huidige situatie onderzoeken ten aanzien van milieutechnische en maatschappelijke kwesties en de collectieve transitie waartoe zij oproepen; om bewust te worden van de voordelen en risico’s van een dergelijke positie; om hun rol in deze transitie en de eventuele toegevoegde waarde te bepalen voor het bedrijf zelf en voor zijn belanghebbenden; en om resoluut dit pad in te slaan.
Voor bedrijven die reeds betrokken zijn bij en die reeds dit soort informatie publiceren, is het een kwestie van doorgaan met het aanscherpen van de analyse en het eventueel vaststellen van gebieden voor verbetering met betrekking tot de vereisten die reeds door de CSRD tot uiting worden gebracht. Voor de andere bedrijven is het de hoogste tijd om te beginnen met reflectie en om van de ervaring van pioniers te leren om een eerlijke en welvarende wereld en duurzame toekomst vast te stellen. De toekomstige Europese rapportagenormen zullen op het juiste moment arriveren om het verhaal van deze transitie te vertellen in deze lang verwachte gemeenschappelijke taal.
Dit artikel is oorspronkelijk gepubliceerd in het Frans op Mazars.fr – u kunt de originele versie hier bekijken.
[1] Het dubbele materialiteitsprincipe van de EU hecht aan de ene kant evenveel belang aan de impact van de activiteiten van een entiteit op het milieu en de maatschappij (impact materialiteit) en aan de andere kant aan de impact van externe duurzaamheidsfactoren (milieutechnisch en maatschappelijk) op het financiële resultaat van de entiteit (financiële materialiteit).